De geurtest
voor de GUT-producttest
De geurtest is een belangrijk bestanddeel bij de toelating en bewaking van textiele vloerbedekkingen binnen het testsysteem van de GUT-vereniging. Geuren spelen een belangrijke rol in het dagelijks leven en moeten niet worden onderschat, want ze zijn van grote invloed op ons welzijn. Op deze pagina leggen we uit waarom de geurtest zo belangrijk is, wat onaangename geuren zijn en hoe deze ontstaan.
Bij een geurtest moet met meerdere factoren rekening worden gehouden.
Omdat een geurtest subjectief is en de waarneming van geuren binnen een groep mensen ook sterk uiteenloopt, moet de test voor een statistisch gevalideerde geurbeoordeling door meerdere proefpersonen (een zogenaamd ‘geurpanel’) worden uitgevoerd.
Verder moeten de proefpersonen niet alleen kunnen verifiëren of er een geur aanwezig is, maar ook om wat voor type geur het gaat. En daarnaast moeten ze ook nog bepalen hoe intens de geur is en aangeven of ze de geur als storend of niet storend ervaren.
De GUT-geurtest wordt uitgevoerd volgens de Zwitserse norm (SVN 195651) om de mate van geuroverlast van textiel te bepalen. Hierbij wordt een rond monster van het materiaal van ongeveer 144 cm² minimaal 15 uur in een luchtdichte exsiccator (inhoud circa 2 l) op 37 °C en bij een relatieve luchtvochtigheid van 50% bewaard. De luchtvochtigheid wordt daarbij aangepast met een verzadigde magnesiumnitraatoplossing (circa 100 ml).
Onder deze omstandigheden wordt aan minimaal 7 (en bij voorkeur 9) proefpersonen gevraagd de aard, de intensiteit en de overlast van de waargenomen geur te beoordelen door de exsiccator kort te openen. De intensiteit van de geur wordt beoordeeld op een schaal van 1 (geen geurvorming) tot 5 (hele sterke geur). En of een geur als storend of niet storend wordt ervaren, wordt beoordeeld op een schaal van -3 (heel storend) tot +3 (niet storend). Als een proefpersoon een oordeel heeft geveld, moet de exsiccator weer worden gesloten en nog 30 minuten onder de eerder omschreven omstandigheden worden bewaard. De test wordt als geslaagd beschouwd als de vergeven intensiteit minimaal het cijfer 3 heeft gekregen en over het geheel genomen niet als storend is beoordeeld.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn van onaangename geuren in een binnenruimte. Hieronder worden drie veelvoorkomende geurprofielen en de oorzaken ervan omschreven die direct verband houden met gelegde textiele vloerbedekking.
Geurprofiel 1: meteen nadat de vloerbedekking is gelegd, is er een ‘nieuwe geur’ te ruiken. De geur is binnen enkele weken al veel minder sterk.
Oorzaak 1: de bekende ‘nieuwe geur’ van textiele vloerbedekkingen kan grotendeels worden toegeschreven aan de emissies van ongewenste bijproducten die bij het aanbrengen van coatings op grondstoffen kunnen ontstaan. Deze bijproducten zijn stoffen die makkelijk kunnen worden opgespoord met behulp van een VOC-onderzoek. GUT heeft voor deze stoffen grenswaarden vastgesteld die onder de betreffende geurdrempel liggen (zie VOC-emissies).
Geurprofiel 2: een geur die pas na een paar weken of maanden wordt opgemerkt en zich ontwikkelt tot een blijvende, deels weer- en temperatuurafhankelijke basisgeur. De geur neemt in de meeste gevallen niet noemenswaardig af.
Oorzaak 2: als bij het verwijderen van oude lijm resten achterblijven of er niet genoeg grondverf op de nieuwe ondergrond is aangebracht, kan na het aanbrengen van nieuwe lijm na verloop van tijd een afbraakreactie ontstaan. Daarbij ontstaan zogenaamde secundaire emittenten (voornamelijk aldehyde) die zelfs in lage concentraties al een sterke eigen geur hebben.
Geurprofiel 3: een atypische, onaangename geur met een licht zure, scherpe basisnoot zonder duidelijk waarneembare afname. Deze geur verspreidt en ontwikkelt zich na verloop van tijd.
Oorzaak 3: bij het hierboven beschreven geurpatroon wordt bij een onderzoek van de binnenlucht vaak isododecenen gevonden. Er kon worden aangetoond (vgl. Schmid, 2018; Vankann, 2018) dat isodecenen zelf niet veel bijdragen aan het geurprofiel. Het geurprofiel wordt meer beïnvloed door een reeks van deels instabiele voorlopers (zwavelverbindingen) of afbraakproducten (aldehyde, alcoholen, zuren). Isododecenen zijn er wel een goede indicator voor dat er in SBR-polymeren mogelijk afbraakprocessen hebben plaatsgevonden.
Meer informatie over de drie beschreven geurprofielen en de oorzaken daarvan is te vinden in het artikel ‘Störgerüche in Innenräumen – Beispiel textile Bodenbeläge’ (link)
De geurtest vormt een belangrijke aanvulling op de chemische analyses bij laboratoriumonderzoeken voor textiele vloerbedekkingen. Hoewel de testmethoden voortdurend worden geoptimaliseerd, geven de verkregen gegevens de hele geursituatie normaal gesproken niet adequaat weer. Dat komt doordat de menselijke reukzin in vergelijking met andere zoogdieren minder goed is ontwikkeld, maar wel gevoelig genoeg is om tal van geuractieve stoffen in concentraties waar te nemen die onder de analytische aantoonbaarheidsgrenzen liggen. Vooral de geuren van complexe mengsels van stoffen kunnen niet goed worden gedetecteerd tijdens analyses. Over het algemeen geldt het volgende: een onaangename geur hoeft niet altijd te betekenen dat de emissie van vluchtige organische stoffen verhoogd is. En omgekeerd hoeft een overschrijding van de grenswaarde voor de emissie van vluchtige organische stoffen ook niet altijd gepaard te gaan met stank.
Bij nieuwbouw en renovaties worden veel verschillende materialen met elkaar gecombineerd en dan kan de kenmerkende ‘nieuwbouw- of renovatiegeur’ niet worden voorkomen. Maar deze geuren nemen na korte tijd meestal af en dan zijn de karakteristieke geuren bij gebruik van een gebouw te ruiken.
Een reden voor de toename van het aantal klachten over geuroverlast is dat gebouwen steeds luchtdichter worden om energie te besparen, wat er dan vaak weer toe leidt dat de lucht uit oogpunt van de hygiëne te weinig wordt ververst. De meeste geuren kunnen dus al worden verminderd en verwijderd door voor correcte en voldoende ventilatie te zorgen. Veel nieuwe producten bevatten in het begin een hoge concentratie olfactorisch actieve stoffen, maar de onaangename geur die daarmee gepaard gaat, neemt door voldoende luchtverversing snel af en breekt dan ook snel af.
Uit ervaring blijkt dat nieuwe geuren van textiele vloerbedekkingen bij voldoende ventilatie na vier weken duidelijk zijn afgenomen en dan nog maar zwak of zelfs helemaal niet meer te ruiken zijn.
Als u na het leggen van een nieuw tapijt toch een onaangename geur ruikt, kan het na een uitgebreid adviesgesprek worden onderzocht om te achterhalen waar de geur vandaan komt. Niet alle onaangename geuren zijn direct toe te wijzen aan een defect in de geleverde vloerbedekking.
Uit ervaring blijkt dat er drie hoofdoorzaken zijn voor onaangename geuren, die eerder zijn beschreven.
Neem bij vragen direct contact op met onze vestiging in Aken:
Tel.: +49 (0)241 96843411
E-mail: mail@gut-ev.de